Les 2 - Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt

De meeste mensen gaan op zoek naar werk nadat zij hun opleiding hebben afgerond. Ze komen op de arbeidsmarkt terecht. De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten. Mensen die een baan zoeken, bieden zich aan op de arbeidsmarkt en werkgevers gaan op de arbeidsmarkt op zoek naar arbeidskrachten.

De arbeidsmarkt in Nederland is een abstracte markt. Een abstracte markt omvat het geheel van vraag en aanbod. Onderdelen van de arbeidsmarkt zijn bijvoorbeeld:

  • De personeelsadvertenties in kranten en op internet
  • De bestanden van de arbeidsbureaus
  • Uitzendbureaus.

Soms ontmoeten vragers en aanbieders van arbeid elkaar wel direct, bijvoorbeeld op een banenmarkt. Een banenmarkt is een concrete markt. Een plek waar vragers en arbeiders elkaar dus echt ontmoeten.

Indien de vraag naar arbeid (werkgelegenheid) groter is dan het aanbod van arbeid (beroepsbevolking) spreken we van een krappe arbeidsmarkt. Als er sprake is van een krappe arbeidsmarkt hebben werkgevers moeite om aan (goed opgeleid) personeel te komen. Omdat in zo’n situatie de onderhandelingspositie van vakbonden bij de CAO besprekingen erg sterk is, wordt een krappe arbeidsmarkt gekenmerkt door relatief hoge loonstijgingen.

Indien het aanbod van arbeid (beroepsbevolking) groter is dan de vraag naar arbeid (werkgelegenheid) spreken we van een ruime arbeidsmarkt. Als er een ruime arbeidsmarkt is, zijn er relatief veel werklozen. Mensen hebben moeite om een baan te vinden en werkgevers hebben ruime keuze wie ze zullen aannemen. Om die reden hebben vakbonden bij een ruime arbeidsmarkt een slechte onderhandelingspositie tijdens de Cao-onderhandelingen.

Uiteraard geldt hier dat bij een ruime arbeidsmarkt er best sectoren kunnen zijn waar krapte heerst.

De beroepsbevolking.

Aanbod van mensen die willen werken is hetzelfde als de beroepsbevolking. De beroepsbevolking bestaat uit mensen die willen, kunnen en mogen werken. Dat zijn de werkelozen, werknemers en zelfstandigen. In Nederland worden alle mensen tussen de 15 en 65 die een baan hebben of zouden willen hebben tot de beroepsbevolking gerekend. Mensen die kunnen werken, maar dit niet willen, worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Dat zijn bijvoorbeeld studenten, huisvrouwen en huismannen. Ook mensen die minder dan twaalf uur per week werken en niet meer uren willen werken, behoren niet tot de beroepsbevolking.

Werkgelegenheid geeft aan hoeveel werk er is voor de beroepsbevolking van een land. Er is sprake van volledige werkgelegenheid, wanneer alle mensen die willen werken daadwerkelijk werk hebben. Maar van volledige werkgelegenheid is in de praktijk nooit sprake. Het komt niet voor dat iedereen die tot de beroepsbevolking behoort ook daadwerkelijk een baan heeft.

Een gedeelte van de beroepsbevolking heeft geen werk: deze mensen zijn werkloos. Mensen die geen werk hebben of minder dan twaalf uur per week werken en op zoek zijn naar een baan van meer uren, vormen de werkloze beroepsbevolking.

Werkloosheid

Als het aantal werkzoekenden groter is dan de gevraagde hoeveelheid arbeid, spreek je van werkloosheid. Hoe groot de werkloosheid in een land is, hangt af van de verhouding tussen het aantal werkzoekenden en het aantal beschikbare banen.

Het aantal werklozen in een land verandert voortdurend. Werkloosheid is een belangrijke factor in de economie. De economie geeft aan hoe producten en diensten in de samenleving worden gemaakt, verspreid en gebruikt. Als het goed gaat met de economie is de werkloosheid meestal relatief laag. Als het minder goed gaat met de economie, neemt de werkgelegenheid af en stijgt de werkloosheid.

Voor een land is het niet goed als de werkloosheid hoog is. Dat betekent dat veel mensen niet werken. Deze mensen kunnen niet bijdragen aan het produceren van producten en het leveren van diensten. Bovendien hebben werklozen minder geld te besteden. Dat betekent dat bedrijven minder producten aan die mensen kunnen verkopen. Ook moet de overheid meer geld uitgeven om ervoor te zorgen dat mensen zonder werk genoeg geld hebben om te kunnen leven.

Oorzaken werkeloosheid:

  1. Conjuncturele werkloosheid

Conjuncturele werkloosheid ontstaat als het economisch slechter gaat. De vraag van consumenten naar goederen en diensten neemt af, waardoor er tijdelijk minder geproduceerd wordt. Er zijn minder arbeidskrachten nodig en daardoor raken meer mensen werkloos.

  1. Structurele werkloosheid

Er zijn onvoldoende arbeidsplaatsen voor iedereen die wil en kan werken. En mensen zijn vaak te laag opgeleid voor het werk dat aangeboden wordt. Zij willen niet of kunnen niet verhuizen naar de plaatsen in het land waar wel werk is. Structurele werkloosheid is moeilijk op te lossen en meestal van langere duur.

 

  1. Seizoenswerkloosheid

Mensen hebben voor een deel van het jaar werk en zijn de rest van het jaar werkloos. Als je bijvoorbeeld in de zomer in een strandtent in de bediening werkt of je steekt asperges in april en mei en de rest van het jaar heb je geen werk, dan ben je een seizoenswerkloze.

  1. Frictiewerkloosheid

Als je van baan wisselt en een korte tijd zonder werk bent of als je van school komt en even op zoek bent naar een baan, dan wordt dat frictiewerkloosheid genoemd. Frictiewerkloosheid gaat over de korte tijd die nodig is om een baan te vinden.